%0 Journal Article %A Smaling, Adri %T Repliek %D 2009 %J KWALON, %V 14 %N 3 %@ 1875-7324 %R https://doi.org/10.5117/2009.014.003.004 %I Amsterdam University Press, %X Ik wil hier graag de definitie van generaliseerbaarheid verduidelijken. In mijn artikel definieer ik generaliseerbaarheid als 'de graad waarin onderzoeksresultaten en -conclusies van een onderzoek ook opgaan voor personen, situaties, organisaties, gevallen en verschijnselen die in dit onderzoek niet onderzocht zijn.' Jansen leest dit zó, dat je met deze definitie in de hand niet meer zou kunnen zeggen dat je onderzoeksresultaten of -conclusies generaliseert van een steekproef naar de bijbehorende populatie. Voor Jansen is dit zo omdat hij een bepaalde opvatting van 'onderzocht' aanhoudt. In deze opvatting worden alle elementen in de populatie (zo niet de doelpopulatie dan toch de operationele populatie) onderzocht, ook al zijn ze niet in de steekproef opgenomen. Niet-onderzochte elementen vallen dan buiten de populatie. Je zou dus alleen nog maar kunnen generaliseren naar iets buiten de populatie. Echter, hoewel ik deze redenering kan volgen, deel ik die niet. Zijn woordgebruik van 'onderzoeken' in dit verband is niet dat van mij. Ik heb in deze context de voorkeur voor een ander woordgebruik. Ik kies ervoor te zeggen dat de elementen in de steekproef onderzocht worden en de elementen in de populatie die niet in de steekproef zitten, niet. Over deze laatste elementen in de populatie doe je wel uitspraken die min of meer aannemelijk worden gemaakt door het onderzoek in de steekproef, maar ze zijn niet zelf onderzocht. Naar buiten toe vind ik dit woordgebruik meer open, omdat je duidelijk maakt dat die uitspraken, die generaliseringen van onderzoeksresultaten bij de steekproef naar de populatie, er ook naast kunnen zitten. De springplank van inductie garandeert niet dat de sprong lukt. %U https://www.aup-online.com/content/journals/10.5117/2009.014.003.004