@article{aup:/content/journals/10.5117/2011.027.003.318, author = "Raats-Coster, Esther", title = "De opmars van de zzp’er", journal= "Tijdschrift voor Arbeidsvraagstukken", year = "2011", volume = "27", number = "3", pages = "", doi = "https://doi.org/10.5117/2011.027.003.318", url = "https://www.aup-online.com/content/journals/10.5117/2011.027.003.318", publisher = "Amsterdam University Press", issn = "2468-9424", type = "Journal Article", abstract = "Het aantal zelfstandigen zonder personeel (zzp’ers) is in de afgelopen jaren fors toegenomen. De opmars van de zzp’er heeft ertoe geleid dat de interesse in deze groep aan terrein heeft gewonnen. Zo wordt in rap tempo het ene na het andere onderzoek gepubliceerd over dit onderwerp. Illustratief is ook dat vorig jaar zowel werkgevers als werknemers een zetel hebben afgestaan in de Sociaal-Economische Raad aan zzp-vertegenwoordigers.De afgelopen jaren is de structuur van de arbeidsmarkt wezenlijk veranderd. Deze verandering is toe te schrijven aan trends van individualisering en flexibilisering. De sterke toename van het aantal zelfstandigen in Nederland is een belangrijke uitdrukking hiervan. Want ga maar eens na. Zelfstandig ondernemen brengt grote voordelen met zich mee. Je doet alleen het werk waar je zelf voor kiest, op tijden die je zelf het beste uitkomen en voor een beloning waar je zelf over onderhandelt. Die autonomie en onafhankelijkheid kan een baan in loondienst nooit bieden. Gesteund door recent onderzoek blijkt dat zelfstandigen meer tevreden zijn over hun werk dan werknemers (EIM, 2011). Daarbij werken bedrijven steeds meer met een flexibele schil aan arbeidskrachten. Flexibele arbeid is zowel belangrijk voor opdrachtnemers als opdrachtgevers (CPB, 2011). Voor de eerste groep omdat ze meer en diverse ervaring opdoen, wat meer kansen biedt op ander werk. Opdrachtgevers profiteren van flexibiliteit, omdat dit leidt tot meer efficiency.Ook zien we dat de aard van het ondernemerschap in Nederland verandert. Volgens het Centraal Bureau voor de Statistiek vormt het aantal eenmansbedrijven een steeds groter deel van het totale aantal ondernemingen (Zwanenveld & Leufkens, 2011). In 2007 bedroeg dit aandeel 50% van alle bedrijven, in 2010 was dit opgelopen naar 57%. Deze cijfers bevestigen dat de zelfstandige ondernemer niet meer is weg te denken uit de Nederlandse economie. Zij bieden de broodnodige kennis, ervaring, innovatie en benutten deze om andere bedrijven verder te brengen (EIM, 2011).De meeste zelfstandigen kiezen er bewust voor om geen personeel in dienst te nemen. In plaats van het aannemen van personeel kiezen zij veel vaker voor het aangaan van structurele of ad hoc samenwerkings- of netwerkverbanden met andere zelfstandigen. Door het bundelen van krachten zijn zij in staat om een snelle vertaalslag te maken naar de vraag in de arbeidsmarkt en economie. Dit geldt met name voor de sectoren en beroepen in de IT, diensten en communicatie. ICT speelt hier een cruciale rol. Mensen hoeven immers niet meer ingebed te zijn in een organisatie. Zij kunnen vanaf een afstand en buiten de normale werktijden productief zijn en een meerwaarde leveren. Vraag en aanbod weten elkaar zo steeds makkelijker te vinden.Bovengenoemde ontwikkelingen roepen vrijwel direct de vraag op of ons huidige stelsel aan wet- en regelgeving (arbeidsverhoudingen, sociale zekerheid en fiscaliteit) nog wel voldoende is ingespeeld op de veranderende arbeidsrelaties. Of anders gesteld: is het institutionele stelsel zoals we dat kennen nog wel van deze tijd? Deze fundamentele vraag stond centraal in het vorig jaar gepubliceerde SER-advies (SER, 2010).Het voert te ver om uitvoerig in te gaan op de aanbevelingen uit het rapport. Waar ik wel bij stil zou willen staan, is de introductie van een zelfstandigendefinitie. Zelfstandig ondernemers nemen op allerlei terreinen risico’s, maar die moeten wel van tevoren te overzien zijn. Dit begint met een heldere en eenduidige zelfstandigendefinitie in beleid en wet- en regelgeving. Door een duidelijke begripsafbakening ontstaat een veel beter zicht op de rechten en plichten van zzp’ers. De term ‘zzp’er’ heeft nu vooral een maatschappelijke lading. Freelancers, zzp’ers en zelfstandigen worden daarbij inwisselbaar gebruikt, terwijl men op één verschijnsel duidt: het zelfstandig ondernemerschap. Daardoor blijft te veel onduidelijk en dat komt de discussie allerminst ten goede.Het is tevens van belang om als uitgangspunt te nemen dat zzp’ers doorgaans vanuit een positieve motivatie kiezen voor het ondernemerschap. Iedereen kent echter de schrikbeelden uit sommige sectoren waar termen zoals ‘schijnzelfstandigen’ of ‘gedwongen zzp’ers’ opdoemen en bijdragen aan een negatieve beeldvorming. En hoewel ik deze zorg deel, acht ik het onverstandig om deze problematiek af te wentelen op de overgrote meerderheid (95%: EIM, 2008) die met volle overtuiging voor het ondernemerschap heeft gekozen en bewust de ondernemersrisico’s wil aangaan. Deze hang naar verzelfstandiging moeten we niet aan banden leggen door het handhaven van belemmerende regels. Een treffend voorbeeld hiervan is de fiscale problematiek in de thuiszorgsector. In deze sector wordt de inzet van zo’n 5.000 zelfstandige verpleegkundigen en verzorgenden vrijwel onmogelijk gemaakt. De geldende regels zouden echter niet de broodnodige zorghanden aan het bed mogen belemmeren. Oók niet als de zorgverlener zijn werk als zelfstandig ondernemer wil doen. Met het oog op de groeiende vergrijzing en toenemende krapte op de arbeidsmarkt zou het toch enorm zonde zijn om dit potentieel niet te benutten.Ook zien we dat voor de vraag ‘wat kwalificeert een zzp’er?’ het bestaande stelsel, de fiscale regels of de rechtsvorm van de onderneming, als vertrekpunt wordt genomen. Dat is niet terecht. Het is aan te bevelen dat meer acht wordt geslagen op de wijze waarop zzp’ers hun werkzaamheden verrichten, te weten: het zelfstandig vanuit de onderneming winst genereren. In die optiek hoort dus ook de directeur-grootaandeelhouder, die zelfstandig een bv drijft, in het rijtje van zelfstandig ondernemerschap thuis.Veel wetten gaan uit van de ‘traditionele’ arbeidsverhouding via de salarisstrook. Een zzp’er is geen werknemer, maar dus ook geen werkgever. Het is daarom lastig om per beleidsvraagstuk te bepalen hoe de zelfstandige ondernemer binnen dit kader ingepast moet worden. Een actueel voorbeeld is het vraagstuk over arbeidsomstandigheden, waar onlangs een SER-advies over is vastgesteld (SER, 2011). Dit voorbeeld is exemplarisch voor de positie van zelfstandigen binnen wetten en regelgeving, omdat de Arbowet ten principale uitgaat van een werknemers-werknemersrelatie. Keer op keer moet er goed gekeken worden hoe zelfstandige ondernemers in het beleidskader passen, zonder dat er afbreuk gedaan wordt aan hun bijzondere – zelfstandige – positie. Als voorzitter van een zzp-belangenbehartiger ben ik trots dat zzp’ers aan dit soort adviezen een bijdrage leveren. In dat opzicht is zzp-vertegenwoordiging in de SER zo gek nog niet. Met het voorstel van de raad om te komen tot een duidelijke definitie van de zzp’er ontstaat voor zowel de opdrachtgever, zzp’er zelf als (toezichthoudende) instanties meer duidelijkheid. Dit doet recht aan de opmars van de zzp’er: deze is niet meer te stuiten.", }