RT Journal Article SR Electronic(1)YR 2011 T1 En weer wankelen de zuilen JF Tijdschrift voor Arbeidsvraagstukken, VO 27 IS 4 OP DO https://doi.org/10.5117/2011.027.004.511 PB Amsterdam University Press, SN 2468-9424, AB ‘Elk meent zijn zuil een volk te zijn.’ Aldus vertolkt de Van Dale van 1961 de heersende mening over een verzuild Nederland. Aan het bestaan van verzuiling werd toen nauwelijks getwijfeld. In de heersende beeldvorming was Nederland opgedeeld in een protestantse, een rooms-katholieke, een sociaaldemocratische en een neutrale of liberale zuil, dat wil zeggen ‘een geïntegreerd complex van maatschappelijke organisaties of instellingen op levensbeschouwelijke grondslag’ (Kruijt, 1957). In de zuilvorming manifesteert zich de scheiding tussen de levensbeschouwelijke groeperingen. Thurlings (1978) spreekt dan ook van verzuiling als ‘een zelfgekozen structureel isolement, waarbinnen zich het leven van de leden grotendeels voltrekt en van waaruit via de top der zuilorganisaties, voor zover nodig, contact gelegd wordt met de buitenwereld’. Doorgaans is men van mening dat de eerste stappen richting de verzuiling zijn gezet in het laatste kwart van de negentiende eeuw, met de oprichting van de eerste maatschappelijke en politieke organisaties op levensbeschouwelijke grondslag. Als start van de bloeiperiode neemt men in navolging van Arend Lijphart (1968) veelal 1917, het jaar van de ‘Pacificatie’. In dat jaar kwamen de ‘toppen’ van de zuilorganisaties tot een omvangrijk politiek compromis over de gelijkstelling van bijzonder en openbaar onderwijs en de invoering van het algemeen kiesrecht. Deze bereidheid tot het sluiten van een breed gedragen compromis, de pacificatiepolitiek, kan men zien als een voorbode van het later zo bejubelde poldermodel. De bloeiperiode zou vervolgens duren tot omstreeks het jaar 1960. Vanaf dat jaar leidt de voortgaande secularisering tot een verbrokkeling van de zuilorganisaties, een kentering algemeen aangeduid met het begrip ‘ontzuiling’. Volgens velen is ons land vanwege de ‘sterkere omvang en frequentie’ van de verzuiling – en vervolgens de ontzuiling – uniek in de wereld (Kruijt, 1959)., UL https://www.aup-online.com/content/journals/10.5117/2011.027.004.511