Volume 17, Issue 2

Abstract

Harrie Jansen zegt in zijn inleiding dat hij via de toepassing van de letterlijke betekenissen van ‘kwalitatief’ en ‘kwantitatief’ de methodologische discussies rond kwalitatief onderzoek wil verbeteren en ook verlossen van wetenschapsfilosofische en levensbeschouwelijke ballast. Wat hij met die verlossing precies bedoelt, is niet erg duidelijk. Als hij bedoelt dat de bespreking van elke wetenschapsfilosofische of levensbeschouwelijke discussie altijd overbodig is, ben ik het er in ieder geval niet mee eens. Bijvoorbeeld: de keuze voor een open interview, een van de typisch kwalitatieve methoden voor het verzamelen van gegevens, kan gemotiveerd zijn door een expliciet of impliciet geprefereerd mensbeeld waarin de mens vooral als interpreterend wezen wordt gezien. Mensbeelden zijn niet alleen een onderwerp in de filosofie van de sociale wetenschappen, maar ook een onderdeel van levensbeschouwingen. De keuze voor een onderzoeksmethode kan dus levensbeschouwelijk gemotiveerd zijn. Daarom kun je niet zomaar wetenschapsfilosofische en levensbeschouwelijke aspecten van empirisch onderzoek als ballast afserveren. (Zie voor meer factoren die de keuze voor een methode meebepalen, Smaling, 1994.) Maar behalve de bevrijding van ballast wil Jansen duidelijkheid. Zo schrijft hij: wat is er kwalitatief aan de open dataverzameling? Wat is er kwalitatief aan constante vergelijking en analytische inductie? Met de verduidelijking van de begrippen ‘kwalitatief’ en ‘kwantitatief’ wil Jansen onder meer de discussie tussen kwalitatieve en kwantificerende onderzoekers faciliteren. Dat is een goed doel. Laten we daarom eerst eens kijken naar wat Jansen onder ‘kwalitatief’ en ‘kwantitatief’ wil verstaan.

Loading

Article metrics loading...

/content/journals/10.5117/2012.017.002.024
2012-06-01
2024-03-28
Loading full text...

Full text loading...

http://instance.metastore.ingenta.com/content/journals/10.5117/2012.017.002.024
Loading

Most Cited Most Cited RSS feed