%0 Journal Article %A Arts, Koos %A Otten, Ferdy %T Gemiddelde pensioenleeftijd vanaf 2006 in de lift %D 2015 %J Tijdschrift voor Arbeidsvraagstukken, %V 31 %N 3 %@ 2468-9424 %R https://doi.org/10.5117/2015.031.003.354 %I Amsterdam University Press, %X De vergrijzing en toenemende levensverwachting leiden enerzijds tot een krimpende beroepsbevolking en anderzijds tot een groter inactief deel van de bevolking dat steeds langer een beroep zal doen op de sociale zekerheid en pensioenvoorzieningen. Om de oplopende druk op de sociale zekerheid te verminderen zijn in de loop der jaren tal van maatregelen genomen om de arbeidsparticipatie van ouderen te verhogen en de vervroegde uitstroom uit arbeid te verminderen. Onder meer is in 2006 de fiscale bijdrage aan VUT en prepensioenregelingen afgeschaft en is de fiscale arbeidskorting van werkende ouderen verhoogd om mensen te stimuleren langer aan het werk te blijven. Meer recentelijk heeft het kabinet-Rutte II voorzien in een stapsgewijze stijging van de AOW-leeftijd vanaf 2013. Inmiddels zijn de Tweede en Eerste Kamer akkoord gegaan met een wetsvoorstel om de leeftijden vanaf 2016 sneller te verhogen naar 66 jaar in 2018 en 67 jaar in 2021 en verdere verhogingen vanaf dan aan de levensverwachting van de bevolking te koppelen.Voor het arbeidsmarktbeleid is het van belang zicht te hebben op de ontwikkelingen in de arbeidsmarktdeelname van ouderen. In deze bijdrage wordt op basis van analyses op integrale gegevens van het Sociaal Statistisch Bestand van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) ingegaan op de ontwikkelingen in aantallen werkende ouderen en de leeftijd waarop ze met pensioen gaan. Ook eventuele verschillen tussen mannen en vrouwen worden daarbij onder de aandacht gebracht. Zelfstandigen zijn buiten beschouwing gelaten. Anders dan werknemers vallen zelfstandigen niet onder de verplichte inkomensverzekeringen. Indien ze niet geïnvesteerd hebben in private pensioenverzekeringen of te zijner tijd kunnen terugvallen op opgebouwd ondernemingsvermogen, werken zij veelal langer door dan de AOW-gerechtigde leeftijd. De ontwikkeling van de pensioenleeftijd is bij hen dan ook een ander verhaal dan bij werknemers. Bovendien zijn de beschikbare gegevens voor deze groep minder recent. Werknemers die met pensioen gaan, zijn in deze bijdrage afgebakend als personen die in het desbetreffende jaar pensioen en een jaar eerder arbeid als voornaamste inkomensbron hadden. Daarbij is steeds uitgegaan van de voornaamste inkomensbron van de maand september van een jaar. Bij pensioen gaat het om uitkeringen in het kader van de Algemene Ouderdomswet (AOW) en de Algemene nabestaandenwet (Anw), oorlogs- en verzetspensioenen en overige (aanvullende) pensioenen en lijfrenten. %U https://www.aup-online.com/content/journals/10.5117/2015.031.003.354