@article{aup:/content/journals/10.5117/GO2021.4.004.RUYS, author = "Van Ruysseveldt, Joris and van Dam, Karen and Verboon, Peter", title = "Ieder voordeel heeft z’n nadeel en omgekeerd: Verplicht thuiswerken en het welzijn van werkenden tijdens de eerste COVID-19 lockdown", journal= "Gedrag & Organisatie", year = "2021", volume = "34", number = "4", pages = "", doi = "https://doi.org/10.5117/GO2021.4.004.RUYS", url = "https://www.aup-online.com/content/journals/10.5117/GO2021.4.004.RUYS", publisher = "Amsterdam University Press", issn = "1875-7235", type = "Journal Article", keywords = "exhaustion", keywords = "appraisal", keywords = "emotions", keywords = "coping potential", keywords = "vitality", abstract = "Samenvatting De COVID-19 pandemie veranderde onze manier van werken en organiseren drastisch. Zo verrichtten veel werkenden hun taken gedwongen vanuit huis, terwijl ook huisgenoten thuis moesten blijven. Vanuit de Appraisal Theory onderzochten we hoe de evaluatie/waardering van thuiswerk samenhangt met het welzijn (emotionele uitputting en vitaliteit) van thuiswerkers tijdens de eerste COVID-19 lockdown, en welke processen daarbij een rol spelen. Er is gekeken naar de voor- en nadelen van het thuiswerken, het coping potentieel en emoties als voorspellers van welzijn. Veronderstellingen zijn getoetst in een cross-sectioneel onderzoek bij 173 thuiswerkers. Zoals voorspeld door de Appraisal Theory liet coping potentieel sterke relaties met positieve en negatieve emoties zien. De ervaren voordelen van thuiswerk hingen samen met minder emotionele uitputting en de ervaren nadelen van thuiswerk met meer emotionele uitputting. Analyse liet verder twee paden zien: de voordelen van thuiswerk hingen via meer positieve emoties samen met meer vitaliteit, de nadelen van thuiswerk hingen via meer negatieve emoties samen met meer emotionele uitputting. Toepassing van Appraisal Theory biedt meer inzicht in de gunstige en ongunstige mechanismen achter de vastgestelde welzijnsgevolgen voor het COVID-19 thuiswerken. De resultaten hebben implicaties voor toekomstig onderzoek en de praktijk.", }