Volume 64 Number 3

Abstract

In de tekst van de Septuaginta staat in Micha 6:3-4a: ‘Mijn volk, wat heb ik u gedaan? Of waarmee heb ik u bedroefd, of waarmee heb ik u lastig gevallen? Antwoord mij! Want ik heb u uitgeleid uit het land Egypte.’ In de Byzantijnse, Mazarabische en Romeinse liturgieën van Goede Vrijdag worden deze of vergelijkbare woorden Christus in de mond gelegd als zijn verwijten (of ) aan degenen die hem kruisigden, hoewel hij hen toch bevrijd had van de slavernij in Egypte. Dit artikel zoekt een antwoord op twee vragen: 1. uit welke tijd dateert de oudste tekst waaruit het gebruik van de tekst in de liturgie van Goede Vrijdag blijkt, en 2. hoe zijn deze woorden geïnterpreteerd in het vroege en middeleeuwse christendom? De tekst uit Micha komt voor in de zevende-eeuwse liturgie voor Goede Vrijdag uit Jeruzalem, maar werd in die setting waarschijnlijk ook al eerder gebruikt. Al in de late vierde eeuw citeerden kerkvaders de tekst als een uitspraak van de pre-existente Christus, maar er zijn nog geen liturgische teksten uit die tijd gevonden waarin hij voorkomt. Een excurs belicht een toenmalige joodse interpretatie van Micha 6:3-5.

Loading

Article metrics loading...

/content/journals/10.5117/NTT2010.64.200.ROUK
2010-08-01
2024-03-28
Loading full text...

Full text loading...

http://instance.metastore.ingenta.com/content/journals/10.5117/NTT2010.64.200.ROUK
Loading

Most Cited Most Cited RSS feed