Volume 68, Issue 1-2

Abstract

In de westerse wereld werden en worden openbare begraafplaatsen vaak gekenmerkt door nette rijen coniferen, met wellicht hier en daar een bloesemboom of treurwilg als cultuurspecifieke uiting van hoop, troost en liefdevolle ‘verzorging’ van de doden. In de opkomende beweging van (in het) groen begraven nemen we een tegenculturele voorkeur voor landschappelijke natuurlijkheid waar. Zij die kiezen voor natuurbegraafplaatsen ervaren ze als helend, en voelen zich daar opgenomen in het leven-bevestigende ritme van de seizoenen. Anderen, daarentegen, die de voorkeur geven aan de gebruikelijke locaties, voelen weerzin bij de anonimiteit van graven die nauwelijks ‘teruggevonden’ kunnen worden, en die er anderszins ‘onverzorgd’ bij liggen. In dit essay bezie ik de groei van natuurbegraafplaatsen in het licht van verschillende tendensen in de huidige samenleving, en stel op grond van empirisch onderzoek dat ze, in fasen, zowel natuurlijke schoonheid als realistische troost bieden. Daarmee worden zulke plekken gedragen door zowel vaag-romantische noties van ‘terug naar de natuur’ alsook door een biologistisch-realistische kijk op leven en dood. De begrippen ‘tegen de dood in’ en ‘met de dood mee’ bieden daarbij tevens belangrijke sleutels tot cultuur en tijdgeest.

Loading

Article metrics loading...

/content/journals/10.5117/NTT2014.68.083.NUGT
2014-01-01
2024-03-29
Loading full text...

Full text loading...

http://instance.metastore.ingenta.com/content/journals/10.5117/NTT2014.68.083.NUGT
Loading

Most Cited Most Cited RSS feed