Ulbo de Sitter (1930-2010) | Amsterdam University Press Journals Online
2004
Volume 27, Issue 1
  • ISSN: 0169-2216
  • E-ISSN: 2468-9424

Abstract

Op 18 december 2010 is prof. dr. L.U. de Sitter overleden.Ulbo de Sitter was de grondlegger van de Nederlandse variant van de sociotechniek, de zogenoemde Moderne Sociotechniek. Hij ontwikkelde voor deze organisatieontwerpleer een gedegen systeemtheoretisch fundament en bouwde deze ontwerpbenadering uit tot een in de praktijk bruikbare aanpak voor de verbetering van kwaliteit van de arbeid, kwaliteit van de organisatie en kwaliteit van de arbeidsverhoudingen op organisatieniveau, met andere woorden voor integrale organisatievernieuwing.Na zijn opleiding tot scheepswerktuigkundige was hij van 1949 tot 1953 machinist op de grote vaart. Van 1953 tot 1955 vervulde hij zijn militaire dienstplicht. Daarna deed hij alsnog staatsexamen hbs en studeerde hij sociologie aan de Universiteit van Amsterdam, waar hij in 1962 ‘cum laude’ afstudeerde. Van 1962 tot 1966 werkte hij als bedrijfssocioloog bij de Centrale Directie van de PTT in Den Haag, vooral op het gebied van leiderschapsonderzoek, en van 1966 tot 1970 als wetenschappelijk medewerker aan het Sociologisch onderzoekscentrum van de UvA. Gedurende deze laatste periode legde hij samen met Jan Berting de basis voor het boek Arbeidssatisfactie: theorie, methodiek, feiten (Berting & De Sitter, 1971). Daarin werd onder meer beargumenteerd dat arbeidstevredenheid een slechte indicator is voor de kwaliteit van de arbeid. Ulbo promoveerde in 1970 op het onderwerp ‘leiderschapsvorming en leiderschapsgedrag in een organisatie’. Zijn promotor was prof. dr. C.J. Lammers. In zijn proefschrift komt De Sitter tot de conclusie dat leiderschap een functie is van de productiestructuur. Leiderschap moet niet gezien worden als louter een ‘stijl’ (sociaal of instrumenteel), maar als een product van een gegeven samenhang tussen informatiestructuur en productieproces. Bovendien beargumenteert hij dat het bij sociale systemen niet zozeer gaat om eigenschappen, maar meer om relationele kenmerken. Daarmee bestrijdt hij zowel het interactionalisme als het structureel functionalisme. Dit inzicht ligt aan de basis van al zijn later ontwikkelde denkbeelden (Van Eijnatten & Van der Zwaan, 1995).Van eind 1970 tot 1986 was hij als hoogleraar Bedrijfskunde verbonden aan de toenmalige Technische Hogeschool in Eindhoven. In deze periode ontwikkelt hij de (moderne) sociotechniek als een zelfstandige, holistische benadering, met een eigen systeemtheoretisch fundament, met het reduceren van ‘interferentie’ als centraal thema en productiebesturing opgevat als een sociaal proces. Aanvankelijk ligt het accent op de theoretische fundering van een praktisch toepasbare ontwerpbenadering. Daarna verschuift de nadruk naar de uitwerking van concepten en ontwerpregels. Met zijn boeken Op weg naar nieuwe fabrieken en kantoren (1981) en Het flexibele bedrijf (1986) brengt hij op indringende wijze zijn integrale ontwerpbenadering onder de aandacht van een breed publiek.In de jaren na zijn aanstelling in Eindhoven, tot de aanvaarding van het hoogleraarsambt aan de toenmalige Katholieke Universiteit Nijmegen in 1990, richt De Sitter zich vooral op de verdere verspreiding en verankering van het eerder ontwikkelde gedachtegoed en op de toepassing van de sociotechniek in het Nederlandse bedrijfsleven. Dat doet hij onder meer vanuit de Adviesgroep Koers (De Sitter, 1989b) en in samenwerking met Den Hertog vanuit het MERIT. Hij heeft samen met Friso den Hertog bovendien een leidende rol gespeeld in het onderzoeksstimuleringsprogramma Technologie, Arbeid en Organisatie (TAO) (De Sitter, 1989a).Intussen werd het wetenschappelijk debat door Ulbo niet geschuwd, integendeel. Hij heeft zich veelvuldig in woord en geschrift, soms erg emotioneel, vaak eigenzinnig maar met open vizier, gemengd in discussies over zeer uiteenlopende onderwerpen als macht in organisaties, werknemersparticipatie, structuur- versus handelingstheoretisch perspectief, zin en onzin van de arbeidsprocestheorie, et cetera.Tijdens zijn Nijmeegse hoogleraarschap (1990-1995) heeft hij zich vooral toegelegd op het verankeren van de sociotechniek in de Bedrijfskunde en op de verdere verfijning van het sociotechnisch begrippenapparaat. Dat is geculmineerd in zijn boek Synergetisch produceren. Human Resources Mobilisation in de produktie: een inleiding in de structuurbouw (1994, 1998). Daarmee heeft hij zijn wetenschappelijke loopbaan afgesloten met een voor de arbeidssociologie, de bedrijfskundestudent, de organisatieadviseur en voor de praktijkman/vrouw uiterst waardevolle nalatenschap.

Loading

Article metrics loading...

/content/journals/10.5117/2011.027.001.003
2011-03-01
2024-03-28
Loading full text...

Full text loading...

http://instance.metastore.ingenta.com/content/journals/10.5117/2011.027.001.003
Loading
This is a required field
Please enter a valid email address
Approval was a Success
Invalid data
An Error Occurred
Approval was partially successful, following selected items could not be processed due to error