- Home
- A-Z Publications
- Tijdschrift voor Arbeidsvraagstukken
- Previous Issues
- Volume 23, Issue 1, 2007
Tijdschrift voor Arbeidsvraagstukken - Volume 23, Issue 1, 2007
Volume 23, Issue 1, 2007
-
-
Werken in het weekend: tussen traditie en trend
More LessIn de maatschappelijke discussie over verschuivende en (on)gewenste arbeidstijden worden de termen 'zondagsrust' en 'vrije zaterdag' nog wel gebezigd, maar ze lijken uit vervlogen tijden. En wie kent nog de spreekwoorden 'zondagssteek houdt geen week' of iets 'met zaterdagse steken maken'? Beide uitdrukkingen komen erop neer dat men beter niet in het weekend kan werken. Het niet hoeven werken op zaterdag en zondag gold dan ook als een belangrijke verworvenheid van de moderne samenleving. Het is in meerdere opzichten een interessante vraag of het weekendwerken momenteel juist aan een opkomst bezig is en de verworvenheid van de weekendrust langzaam maar zeker wordt ingelost. Wanneer we debatteren over de regulering van arbeidstijden, wordt dit meestal eerst gerelateerd aan economische krachten en mechanismen. Economische krachten zijn primair gebaseerd op het belang dat werkschema's van mensen en organisaties op elkaar afgestemd zijn om informatie-, geld- en goederenstromen efficiënt te laten verlopen. Decennialang heeft dit ertoe geleid dat 'kantooruren' van negen tot vijf voor de meeste sectoren leidend waren. Naarmate meer op internationale schaal zaken worden gedaan, zorgt hetzelfde economische argument er echter voor dat werknemers vaker 's avonds en in het weekend werkzaam zijn. En ook het marktmechanisme zorgt ervoor dat bedrijven steeds meer inspelen op de behoefte van klanten om juist buiten kantooruren boodschappen te doen, verzekeringen af te sluiten en andere diensten af te nemen. Op basis van economische krachten zouden we dus verwachten dat binnen een aantal sectoren en beroepsgroepen in Nederland de trend om buiten kantooruren te werken zich in snel tempo voltrekt. Dit zouden dan met name de internationaal en op klantcontact gerichte dienstverlenende beroepen moeten zijn. Zij voegen zich bij de traditionele avond-, nacht- en weekendwerkers, zoals personeel in de horeca, zorginstellingen, politie, transport, bewaking en dergelijke.
-
-
-
Determinanten van loopbaanpatronen
Authors: Leen Heylen & Dimitri MortelmansDeterminants of career patternsDeterminants of career patterns
Career patterns are no random phenomena. They are influenced by numerous external factors. Using a typology of career patterns for the period 1992-2000, based on the data of the Belgian Household Panel Study, this article focuses on determinants that can explain the diversity of career patterns on the labour market. The focus in the analysis lies on individual characteristics and life course determinants. By means of a multinomial logistic regression the question is answered whether the career pattern depends on personal and life course characteristics. The group of employees who frequently change jobs or regime are compared with the group who knew a stable, fulltime career pattern. A similar analysis tests whether those who interrupt their career (by unpaid activity, unemployment or because of invalidity/illness) differ from those with a stable fulltime career pattern. The results show strong gender related career types but also explain differences between careers based on life course events. Having children in interaction with the partner status strongly determines the career pattern. The analysis clearly shows that the life course and the followed career pattern are inextricable connected.
-
-
-
Pesterijen in kleine en middelgrote organisaties: verschillend van grote ondernemingen?
Authors: Inge Neyens, Elfi Baillien, Kevin Vanoirbeek & Hans De WitteWorkplace bullying in small and medium sized enterprises: Different from large organizations?Workplace bullying in small and medium sized enterprises: Different from large organizations?
Many studies investigate which task-, team- and organizational characteristics result in mobbing at work. In this article, we explore the effect of the size of the organization on the development of bullying. Therefore, we compare two qualitative studies in 19 large organizations and 47 Small and Medium sized Enterprises (SME's). The organizational size has a direct, preventive influence on bullying in SME's because (1) the behaviour of the employees is visible and striking, (2) there is less anonymity and (3) bullying is less bearable in a SME (because of the harmful group atmosphere and performances). In order to study the indirect influence of the organizational size, we compare the task-, team- and organizational risk factors of the two studies. We conclude that most of the risk factors in SME's resemble these in larger organizations. However, the SME interviewees mention more often causal and continuing risk factors such as a lack of hierarchy, rules and procedures and preventative characteristics such as a quick dismissal and the close-knit group. In comparing the underlying processes that result in bullying, we conclude that SME interviewees emphasize more often that negative behaviour is more visible and results in more negative consequences (for example bad performance, dismissal). This keeps a possible perpetrator from bullying (the effect/danger ratio is low). On the other hand, the bullying stops sooner because power is more often used in a constructive way in SME's to solve frustrations, strains, conflicts and bullying (for example by sanctions from a manager or the close-knit group who counteract against the bullying).
-
-
-
Is er een Europese arbeidsmarkt voor topmanagers?
Authors: Kees van Veen & Ilse MarsmanAn European labour market for top managers?An European labour market for top managers?
In this article, we study the extent to which the labour market for top managers in the European Union is internationalizing. Does this small but important labour market segment have an international and open character? Based on data of 2,229 managers in 363 companies in 15 European countries, we conclude that in 2005 this segment is only marginally international. Only 14.9% of the top management positions in the companies we studied is occupied by managers from another country. Between the countries we found large differences with an interesting role for the Netherlands. Differences between countries seem to be the result of differences in selection and allocation processes within individual countries, and much less of company and country characteristics.
-
-
-
Werkgeversbetrokkenheid
Authors: Nicole Torka, Maarten van Riemsdijk & Jan Kees LooiseEmployer commitmentEmployer commitment
This article deals with 'employer commitment' (EC): the commitment an employer has towards its employees. To find out what EC means, we did semi-structured interviews with fire-fighters, metalworkers, and socio-therapists. According to these employee groups, employer commitment has little to do with excellent all-round Human Resource Management (HRM). This means: employees do not perceive all aspects of HRM as important for perceived commitment and different employees attach value to different aspects. Furthermore, fair HRM seems more important than excellent HRM. Next to HRM, employees expect that the employer meets social needs for attention and respect (interpersonal justice). Both dimensions of EC – (aspects of) HRM and interpersonal justice – result in perceived valuation, the true cornerstone of EC. Employees personify the employer: employees attribute behaviour of employer representatives to the abstract employer and perceived employer commitment depends on their behaviour.
-
-
-
Over ambtenaren en andere werknemers
By Bram SteijnOp het moment dat ik deze column schrijf, lijkt het erop dat in het nieuwe regeerakkoord ingrijpende bezuinigingen op het (centrale) ambtenarenapparaat zullen worden voorgesteld. Hoewel het verleden wat betreft de daadwerkelijke implementatie van dergelijke voornemens een beeld oproept van het spreekwoord 'eerst zien, dan geloven', zou ik op basis van eigen observatie twee suggesties willen doen om negatieve effecten hiervan tegen te gaan. In de eerste plaats zou het helpen indien Kamerleden minder zinloze Kamervragen zouden stellen. De 'winkelbel' (zoals ambtenaren in Den Haag de hectiek die met dergelijke vragen gepaard gaat, aanduiden) legt namelijk een groot beslag op de werktijd van beleidsambtenaren. Nog meer zou het echter helpen als voor de duur van de komende kabinetsperiode een moratorium op reorganisaties zou gelden. Ik verbaas mij regelmatig over het gemak waarmee men in Den Haag reorganiseert. Het feit dat dit vaker gebeurt dan in de marktsector is opmerkelijk, zeker gezien de negatieve effecten op bijvoorbeeld arbeidsproductiviteit en commitment. Wat mij betreft is er mede daarom alle reden voor onderzoekers om systematischer aandacht aan ambtenaren te besteden. Velen zullen verrast zijn door de dynamiek op dit terrein. De rest van deze column gebruik ik daarom om een aantal relevante vraagstukken te behandelen. Nog niet zo lang geleden was deze wereld voor een onderzoeker relatief eenvoudig. Er waren werknemers, ambtenaren en trendvolgers. Als ik naar de codeboeken van veel huidig surveyonderzoek kijk, dan lijkt het erop alsof sommigen denken dat dit nog steeds een valide indeling is. Niets is echter minder waar. Voormalige publieke organisaties zijn geprivatiseerd (KPN en TPG), verzelfstandigd (zoals veel openbaarvervoerbedrijven), op afstand geplaatst (zoals veel 'zelfstandige bestuursorganen' (zbo's), bijvoorbeeld het UWV, Staatsbosbeheer of TNO.). Ook scholen en universiteiten nemen een speciale positie in (formeel zijn dit zogenaamde GWT's, maar dat is een afkorting die weinigen iets zal zeggen).
-
-
-
Arbeidsongevallen met lichamelijk en geestelijk letsel en de relatie met ziekteverzuim
Authors: Jan Fekke Ybema & Karin JettinghoffOccupational accidents with physical and mental injury in relation with sickness absenceOccupational accidents with physical and mental injury in relation with sickness absence
The central question in this article is to what extent physical and mental injury due to an occupational accident are related to sickness absence. We analysed a large database with data from 10,075 Dutch employees, that is representative for employees in the Netherlands with regard to gender, age and branch of industry. The results show that employees with mental injury due to an occupational accident are absent from work for more days in the past 12 months than employees without an occupational accident or employees with physical injury due to an occupational accident. Moreover, employees with mental injury due to an occupational accident seem to underestimate their accident related absence, whereas employees with physical injury seem more accurate in the accident related absence they report.
-
-
-
Sparen voor eerder
Authors: Peter de Haan & Janneke PlantengaSaving for prior times. The Dutch life course scheme and the balance between work and careSaving for prior times. The Dutch life course scheme and the balance between work and care
This research note focuses on the contribution of the new Dutch life course scheme to the reconciliation of work and private life. It appears that an average worker has to save approximately 3% of their net income, for a period of 9 years, in order to finance a period of part-time parental leave for 10 month. Given the fact that the savings are not transferable, it seems impossible to finance a second period of level by the same parent, for example after the birth of a second child. It also appears that taking leave is relatively expensive in comparison to the use of child care services. The life course scheme does not guarantee a right to leave beyond the statutory rights either. The conclusion therefore should be that the life course scheme only offers limited support when it comes to the reconciliation of work and care. The strong elements of this 'saving for care' system, allowing for diversity and personal responsibility, seem only useful if the life course scheme is offered in addition to and as a supplement of a collective arrangement.
-
-
-
Boeken
More LessMidden in het debat over de houdbaarheid van de verzorgingsstaat staat het klassieke vraagstuk van de arbeidsparticipatie. Alleen door een hogere arbeidsdeelname (vooral van ouderen) is er in de toekomst nog draagvlak voor collectieve voorzieningen, zo is de gedachtegang. Minister-president Balkenende heeft in dit kader al eens gesproken over het belang van een participatiemaatschappij. Wat in de discussie opvalt, is de vaak sombere inschatting van ontwikkelingen op de Nederlandse arbeidsmarkt.
-
Volumes & issues
-
Volume 40 (2024)
-
Volume 39 (2023)
-
Volume 38 (2022)
-
Volume 37 (2021)
-
Volume 36 (2020)
-
Volume 35 (2019)
-
Volume 34 (2018)
-
Volume 33 (2017)
-
Volume 32 (2016)
-
Volume 31 (2015)
-
Volume 30 (2014)
-
Volume 29 (2013)
-
Volume 28 (2012)
-
Volume 27 (2011)
-
Volume 26 (2010)
-
Volume 25 (2009)
-
Volume 24 (2008)
-
Volume 23 (2007)
-
Volume 22 (2006)
-
Volume 21 (2005)
Most Read This Month
