- Home
- A-Z Publications
- Tijdschrift voor Arbeidsvraagstukken
- Previous Issues
- Volume 30, Issue 2, 2014
Tijdschrift voor Arbeidsvraagstukken - Volume 30, Issue 2, 2014
Volume 30, Issue 2, 2014
-
-
Themanummer werkloosheid en de flexibele arbeidsmarkt
Authors: Patricia van Echtelt & Rudi WielersSummary
This editorial offers an introduction to the current issue.
-
-
-
Een verloren generatie van jongeren op de arbeidsmarkt?
More LessA lost generation of youth in the labour market?A lost generation of youth in the labour market?
After the economic crisis of the 1980s concerns have been raised whether the high youth unemployment during that period produced a ‘lost generation’ of young people. The same question has been asked recently after the emergence of the currently high youth unemployment. But how justified is this issue? In order to find this out, it is investigated in this article to what extent recent cohorts of young people are (permanently) disadvantaged by high unemployment levels at labour market entry. To address this question, repeated cross-sections from the Labour Force Survey (1993-2011) were used and pseudo-panel analysis was applied in order to ‘follow’ labour market entry cohorts during the early career. The results show that labour market entry in times of high unemployment has negative effects on later employment opportunities and occupational status attainment. However, these negative effects disappear after a few years in the labour market. These findings imply that the negative effects of high unemployment at labour market entry are not permanent, but diminish during the early career. All in all, young people experience negative effects of labour market entry in times of high unemployment, but these effects do not produce a lost generation.
-
-
-
Jong en werkloos: lid van een verloren generatie?
More LessYoung and unemployed: member of a lost generation?Young and unemployed: member of a lost generation?
This article addresses the issue of youth unemployment in the Netherlands. Due to their relatively low levels of work experience and the growing incidence of less stable forms of employment, young people are likely to suffer the most from the economic and financial crisis. In this research, the author studies the ways in which 35 young people cope with unemployment. The findings show that while young unemployed people are facing difficulties in finding work, they remain optimistic regarding their career prospects and they do not feel to be members of a ‘lost generation’.
-
-
-
Werkloosheid weg flexibiliseren?
By Jos MevissenMidden jaren tachtig van de vorige eeuw was er grote aandacht voor flexibele arbeidsrelaties in Nederland. Dat was kort na de heftige economische crisis van 1980 tot ongeveer 1984 en de daarmee gepaard gaande explosie van de werkloosheid (pas rond 2000 daalde de werkloosheid tot het percentage van voor de crisis). Het ministerie van SZW stelde de Werkgroep Flexibele Arbeidsrelaties in en er werden grote studies uitgevoerd naar het verschijnsel: door Berenschot vanuit de optiek van werkgevers (Bolweg et al.,1986) en door Regioplan vanuit de optiek van werknemers (Van Geuns et al.,1988). Ook het aantal deeltijdbanen groeide. De toenmalige minister Jan de Koning meende in 1988 dat het aantal deeltijdbanen zeker nog zou groeien en dat er zeker belangstelling voor zou zijn van de kant van geregistreerde werklozen en herintredende vrouwen (Mok, 1990, p. 156). Flexibilisering van de arbeidsmarkt en werkloosheid gaan dus samen: in tijden van tekorten aan werk groeit het aantal flexibele banen. Het bestaan daarvan wordt als mogelijkheid gezien om aan werkloosheid te ontsnappen en meer mensen een kans op werk te bieden. Dat is bijna drie decennia later niet anders. Niet alleen het aandeel flexibele banen is sterk toegenomen in de loop van de tijd, maar ook het aandeel deeltijd- en kleine banen (minder dan 12 uur). Er heeft dus niet alleen een externe, maar ook een (numerieke) interne flexibilisering plaatsgevonden. Net zo min als het uit dezelfde periode daterende beleidsinstrument arbeidstijdverkorting tot grote effecten op de omvang van de werkloosheid heeft geleid, kan ook niet beweerd worden dat de flexibilisering van de arbeidsmarkt het werkloosheidsprobleem heeft opgelost. Groei van potentiële beroepsbevolking en arbeidsparticipatie vormen daarvoor in elk geval deels een verklaring. Er is echter meer aan de hand. Flexibele arbeidsrelaties zijn aanvankelijk vooral in verband gebracht met pieken in de arbeidsvraag en met de onderkant van de arbeidsmarkt. Tegenwoordig is moeilijk vol te houden dat flexibele banen alleen bezet worden door degenen met de zwakste arbeidsmarktposities. Alleen al het feit dat van de ongeveer 1 miljoen zzp'ers er velen in economisch goede tijden zelf hebben gekozen voor het zzp-schap en een groot deel ook hoger opgeleid is, spreekt dit tegen. Flexibilisering van de arbeidsmarkt was en is in beginsel geen beleidsmaatregel om de werkloosheid terug te dringen. Het is een maatregel die binnen arbeidsorganisaties genomen wordt om de arbeidsinzet efficiënter te kunnen maken. Daartoe wordt men geprikkeld door de markt. Dat is niet alleen de concurrent ‘om de hoek’, ook en vooral de concurrentie uit landen met lagere arbeidskosten. Zelfs de overheid ontkomt er niet aan. Ooit het domein van ‘De Ambtenaar’ zoekt ook de overheid naar manieren om haar arbeidsinzet goedkoper, effectiever en meer afgestemd op de wensen van de klant te maken (zie Mevissen et al., 2013). Dat leidt er zelfs toe dat de overheid door de rechter teruggefloten moet worden wat betreft het gebruik van payrolling. Flexibilisering heeft een economische achtergrond en niet een beleidsmatige, en het is daarom ook niet een ‘instrument’ om de werkloosheid op te lossen. Net zo min is het aantrekken van werkgelegenheid een middel om de werkloosheid te lenigen. Veel wethouders in Nederland denken echter van wel. De gedachte is: als we de werkgelegenheid in onze regio of gemeente genoeg stimuleren, komen onze werklozen aan het werk. Daar zijn echter wel kanttekeningen bij te plaatsen. Ik geef er drie. Ten eerste wil men werkgelegenheid vaak vergroten via vestigingsplaatsbeleid. Daarmee concurreert men met andere gemeenten. Bij succes leidt dit tot een bedrijfsverplaatsing en wordt dus in andere gemeenten werkgelegenheid weggehaald en de werkloosheid vergroot. Ten tweede wil men vooral ‘aantrekkelijke’ werkgelegenheid creëren. Dat betekent schone sectoren, liefst in de diensten- of overheidssectoren. Dat soort bedrijvigheid leidt echter maar mondjesmaat tot extra instroomkansen voor de onderkant van de arbeidsmarkt (on- en laaggeschoold werk). Om ‘hun’ on- en laaggeschoolden aan werk te helpen via het aantrekken van bedrijven in de tertiaire en quartaire sector moeten gemeenten hun huidige werkgelegenheid misschien wel verdubbelen. Tot slot zet het topsectorenbeleid, maar ook regionale initiatieven, in op verbindingen tussen bedrijven en wetenschap. Op die manier moet hoogwaardige en moderne werkgelegenheid worden gecreëerd. Dit beleid wordt niet ingegeven door de actuele situatie op de arbeidsmarkt, maar veeleer door overwegingen van internationale concurrentiekracht. Indien succesvol leidt het tot een vraag naar zeer specifiek en hoog opgeleide werknemers die regionaal niet of niet voldoende beschikbaar zijn. Arbeidsvraag en beschikbaar arbeidsaanbod in de regio lopen op die manier sterk uiteen. Het gevolg kan zomaar zijn: groeiende instroom van buiten (bijvoorbeeld expats) en inkomende pendel naast hardnekkige of toenemende regionale werkloosheid.
-
-
-
Tijdelijke banen en welzijn
Authors: Peter van der Meer & Rudi WielersTemporary jobs and well-beingTemporary jobs and well-being
Government policies in European countries have the objective of creating a flexible labour market to combat or prevent unemployment. Temporary work, however, affects well-being negatively. Our research goal is to determine how the well-being of temporary workers compares to that of unemployed workers. We compare the loss of well-being in temporary jobs to that of unemployment, and explore the causes of the differences between temporary and permanent workers. We find a significant negative effect of temporary jobs on well-being, but this effect is relatively small in comparison to the six times larger negative effect of unemployment. The negative effect of temporary jobs is caused by both the worse quality of the jobs and by job insecurity. The negative effects, however, do not reinforce but reduce each other. The bad quality of the jobs appears to be less of a problem for well-being because the job is temporary. The conclusion is that the negative effects of temporary jobs on well-being are small in comparison to those of unemployment. It is, nevertheless, noted that job insecurity leads to considerable losses of well-being.
-
-
-
Krimp van organisaties en psychische disbalans
Authors: Raymond Montizaan & Tinka van VuurenShrinking employment and imbalance between efforts and rewards at workShrinking employment and imbalance between efforts and rewards at work
In this article, we explore whether and why shrinking employment in the work organization leads to an experience of imbalance between efforts and rewards at work. We use data-sets from employers and from employees in the Dutch public and education sectors. Results show that shrinking employment indeed is associated with the experience of imbalance between efforts and rewards at work. Imbalance is negatively associated with health and work satisfaction. The association between shrinking employment and imbalance is less strong for risk prone employees.
-
-
-
De sociale identiteit van werklozen: gevolgen voor het welzijn
Authors: Els Vanbelle, Emma Boonen & Hans De WitteThe social identity of unemployed: effects on well-beinThe social identity of unemployed: effects on well-bein
Based on Tajfel and Turner's (1979) Social Identity Theory, we distinguish two aspects of the social identity of the unemployed: social comparison with the employed (the in-group image of the unemployed) and social identification with the unemployed. We expect that the unemployed will evaluate their group in more negative terms compared to the employed. A negative in-group image and the social identification with the unemployed are expected to correlate negatively with various aspects of well-being. Finally, we hypothesise that cultural and economic conservatism and the traditional work ethic are associated with a negative in-group image and a lower identification with the unemployed. Data of unemployed individuals (N = 300) were gathered by means of a written questionnaire. The results confirm our hypotheses regarding the in-group image and the association between both aspects of social identity and various well-being measures. Only the traditional work ethic was found to correlate negatively with the in-group image, whereas only economic conservatism correlated negatively with the identification with the unemployed. The theoretical and practical implications of our findings are discussed.
-
-
-
De robots [komen eraan] zijn er al
By Robert WentAls The Economist een onderwerp groot brengt, zie je dat vaak in de weken daarna ook in Nederlandse kranten en televisieprogramma's terugkomen. Zo ook met The rise of the robots, een bijlage over de opkomst en gevolgen van nieuwe technologieën die eind maart dit jaar verscheen. Wat volgde, waren grote artikelen in dagbladen, een item in Nieuwsuur, en veel interviews met Erik Brynjolfsson en Andrew McAfee, de auteurs van het boek waarin ook voor The Economist de vraag naar de gevolgen van voortgaande automatisering en digitalisering pregnant werd geformuleerd. In The Second Machine Age: Work, Progress, and Prosperity in a Time of Briljant Technologies betogen deze MIT-economen dat we voor grote maatschappelijke veranderingen staan als gevolg van de snelle ontwikkeling en nieuwe toepassingen van digitale technologieën. Ons leven zal door ‘robots’ (de korte verzamelterm) verrijkt worden met persoonlijke technologieën en een steeds betere en snellere infrastructuur. Maar er komen ook veel taken onder druk te staan die te routiniseren zijn en automatiseerbaar worden, met gevolgen voor banen. Daar is geen ontkomen aan: ‘Companies will be forced to transform or die.’
-
-
-
Veranderingen op de arbeidsmarkt 2008-2013
Authors: Harry Bierings & Hans LangenbergDe arbeidsmarkt in Nederland werd in 2013 gekenmerkt door oplopende werkloosheid, een afnemend aantal banen en vacatures, en een groter beroep op de WW en de bijstand. Er was daardoor sprake van een steeds ruimere arbeidsmarkt, met een afnemende vraag en een toenemend onbenut arbeidsaanbod. Dit artikel beschrijft de ontwikkeling van de arbeidsmarkt aan de hand van genoemde indicatoren, waarbij eerst de vraagkant en daarna de aanbodkant wordt belicht. Daarbij ligt de nadruk op de ontwikkelingen in de periode van laagconjunctuur sinds 2008.
-
Volumes & issues
-
Volume 40 (2024)
-
Volume 39 (2023)
-
Volume 38 (2022)
-
Volume 37 (2021)
-
Volume 36 (2020)
-
Volume 35 (2019)
-
Volume 34 (2018)
-
Volume 33 (2017)
-
Volume 32 (2016)
-
Volume 31 (2015)
-
Volume 30 (2014)
-
Volume 29 (2013)
-
Volume 28 (2012)
-
Volume 27 (2011)
-
Volume 26 (2010)
-
Volume 25 (2009)
-
Volume 24 (2008)
-
Volume 23 (2007)
-
Volume 22 (2006)
-
Volume 21 (2005)
Most Read This Month
