Wat zijn adequate strategieën om bij studenten de identificatie van wetenschappelijk met kwantitatief denken te doorbreken? | Amsterdam University Press Journals Online
2004
Volume 18, Issue 2
  • ISSN: 1385-1535
  • E-ISSN: 1875-7324

Abstract

Voor ik een persoonlijk antwoord geef op de vraag die wordt voorgelegd, wil ik in eerste instantie een andere vraag opwerpen. Mijn eerste spontane reactie op de vraag die gesteld werd, was immers: ‘Is het wel zo dat studenten wetenschappelijkheid identificeren met kwantitatief onderzoek?’ Het stellen van de vraag is onmiddellijk ook het halve antwoord: is hier misschien sprake van een ander aanvoelen in Nederland dan in Vlaanderen? Vanuit de Vlaamse context heb ik niet de indruk dat er een onderscheid gemaakt wordt tussen kwalitatief en kwantitatief onderzoek in de mate waarin ze al dan niet wetenschappelijke resultaten opleveren en bijdragen aan kennisopbouw. Studenten schrijven op grote schaal masterscripties die gebruik maken van allerhande kwalitatieve technieken en lijken niet bezorgd dat deze eindverhandelingen minder wetenschappelijk zouden zijn. Bij het vergeven van academische posities lijkt het bovendien ook niet zo dat er bij selecties een onderscheid gemaakt wordt op basis van de bij de eindverhandeling gebruikte methoden. Als er al een onderscheid waar te nemen is, dan is het in de toepassing van de methoden in onderzoek. Soms meen ik tendensen te zien die ook in het Verenigd Koninkrijk waar te nemen zijn, namelijk dat studenten vluchten van het kwantitatieve, statistische werk en zich eerder richten op kwalitatieve methoden. Dat is een negatieve keuze, die echter niet te maken heeft met wetenschappelijkheid maar met cijferangst.De vraag blijft dan wel hangen of er een structureel verschil bestaat in de organisatie van het Vlaamse en Nederlandse onderwijs dat het wantrouwen tegenover kwalitatief onderzoek voedt? Het is niet mogelijk om hier een eenduidig antwoord op te geven. Daarvoor ben ik onvoldoende vertrouwd met alle opleidingsprogramma’s in Nederland. Misschien ligt een mogelijk verschil in de mate van specialisering die door opleidingen nagestreefd wordt. In Vlaanderen worden studenten inhoudelijk gespecialiseerd. Dat wil zeggen dat methodologische opleidingsonderdelen door grote groepen studenten gevolgd worden, maar dat inhoudelijke richtingen steeds specifieker gaan en met kleinere studentenpopulaties te maken krijgen. Op enkele uitzonderingen na wordt studenten niet gevraagd om ook methodologisch een keuze te maken. Zowel kwantitatief als kwalitatief onderzoek wordt door de hele opleiding heen en naast elkaar gedoceerd, zodat iedere student op het einde van de rit beide methoden (min of meer) onder de knie heeft. Op deze manier ontstaat er geen concurrentie tussen studenten die deze of gene methode gebruiken. Ze zijn in beide geschoold en de inhoudelijke keuzes van domein en onderzoeksvragen bepalen hun uiteindelijke specialisatie. Hierdoor is er voor de ene groep studenten geen reden om een andere methode als minder wetenschappelijk af te doen, noch voor onderzoekers die met elkaar concurreren om (beurs of project) middelen. De strijd om de fondsen en om de (goede) studenten wordt in Vlaanderen nooit uitgevochten op methodologische keuzes, en zeker niet op basis van het onderscheid kwantitatief of kwalitatief.Tot zover de kadering vanuit een Vlaamse achtergrond. Maar daarmee is de essentie van de vraag niet aangeraakt: gegeven dat studenten kwalitatief onderzoek nog steeds afdoen als minder wetenschappelijk, wat zijn dan mogelijke strategieën om studenten te helpen hierover te raken? Om strategieën hiertegen te bedenken moeten we ons heel erg bewust zijn van de mogelijke structurele oorzaken van dit wantrouwen. Nog steeds is het zo dat overheden eerder geïnteresseerd zijn in cijfergegevens dan in interviews en focusgroepen. De roep om representativiteit vanuit het parlement is oorverdovend. De bede van kabinetten om trendanalyses en simulaties is enorm. Het is niet zo dat overheden blind blijven voor inzichtelijke kwalitatieve studies, maar als je de balans maakt in onderzoeksmiddelen wordt duidelijk dat het grote geld niet gaat naar kwalitatieve inzichten. Veelal zit hier ook een wantrouwen achter tegenover ‘softe’ kwalitatieve gegevens. Los daarvan zijn er ook nog steeds academische tijdschriften die kwantitatieve kwaliteitsvereisten opleggen aan kwalitatieve bijdragen (intercodeurbetrouwbaarheid is daar de meest prominente van). Hoewel ook daar de methodenstrijd in veel gevallen is gestreden, is het wantrouwen nog niet helemaal verdwenen. Beide tendensen raken het academisch personeel en sijpelen op die manier door tot bij studenten. Als ik lesgeef aan doctoraatsstudenten over NVivo is de interesse voor de ingebouwde Coding Comparison Query (die toelaat intercodeurbetrouwbaarheid te testen) steeds aanwezig. Vaak zijn er verhitte discussies over hoe sterk je kwalitatief onderzoek moet kwantificeren om toch te kunnen publiceren of om toch dat ene project binnen te halen. De macht van het cijfer zit dus ook bij een deel van het onderwijzend personeel in het hoofd. Niet dat hun dat kan worden aangewreven, want als de oudere generatie hen in die traditie vormt of als de externe wereld blijft vragen om oude proeven van wetenschappelijkheid, dan weet je dat het nog enkele decennia zal duren om dergelijke tendensen om te buigen. Een mogelijke strategie is dan ook niet om de tendens om te buigen bij de studenten, maar bij het academisch personeel zelf. Als er steeds opnieuw wordt gehamerd op de eigenheid van kwalitatief onderzoek, op de eigenheid van ons kwaliteitsbewakingssysteem (Guba en Lincoln doen het hier nog prima in mijn ogen) bij overheden, bij parlementariërs en bij onze collega-redactieleden, dan draait het inzicht op lange termijn vanzelf wel bij. Kijk naar hoe in de jaren negentig het kwalitatief onderzoek internationaal een boost kreeg en opnieuw omarmd werd als wetenschappelijke methode. Ook dat is sneller gegaan dan misschien ooit voor mogelijk werd gehouden.Is er dan geen werk naar studenten toe? Uiteraard kunnen we op korte termijn als kwalitatieve onderzoekers en lesgevers alleen maar blijven hameren op het verhaal dat we al zo lang vertellen. En blijkbaar winnen we daarmee slechts heel langzaam terrein. Als studenten kwalitatief onderzoek niet wetenschappelijk vinden, dan is mijn ervaring dat ze steeds opnieuw twee argumenten bovenhalen: het is geen representatief onderzoek en het is geen betrouwbaar onderzoek omdat twee onderzoekers steeds tot andere resultaten zullen komen wanneer ze op dezelfde gegevens werken. Op het gebied van representativiteit kunnen we alleen maar blijven aantonen dat representativiteit ook anders geïnterpreteerd kan worden dan statistisch representatief. Er zijn mooie voorbeelden aan te halen van hoe onderzoek ook theoretisch representatief kan zijn, ook al is het slechts uitgevoerd op kleine aantallen. Wat de betrouwbaarheid betreft geloof ik steeds minder dat kwantitatieve onderzoekers op dit vlak beter scoren. Natuurlijk moet een enkelvoudige frequentietabel er bij iedere onderzoeker identiek uitzien. Maar als je naar multivariate statistiek gaat, is dat dan nog steeds het geval? Net zoals een doorgedreven kwalitatieve analyse door twee onderzoekers niet exact hetzelfde oplevert, zo zal een doorgedreven multivariate analyse die door twee onderzoekers onafhankelijk wordt uitgevoerd ook niet exact hetzelfde opleveren. Misschien moeten we wel eens een groot experiment uitvoeren in Vlaanderen en Nederland waarbij we masterstudenten of doctoraatsstudenten dezelfde database geven met de vraag een bepaalde onderzoeksvraag uit te spitten en te beantwoorden. Mijn voorspelling is dat niet alleen de kwalitatieve onderzoekers, maar ook de kwantitatieve onderzoekers met heel verschillende modellen en interpretaties naar voor zullen komen. Dit soort levende experimenten zou studenten kunnen aantonen dat zowel in kwalitatief als in kwantitatief onderzoek de rol van de onderzoeker cruciaal is in het verwerven van resultaten. Het zou ‘van binnenuit’ een doorleefde ervaring kunnen zijn die in een cursus tot een diepgaand debat onder studenten kan leiden over hoe wetenschap in de praktijk tot stand komt en hoe wetenschappelijke inzichten groeien. Op die manier helpen we studenten misschien over de simplistische clichés van ‘wetenschappelijkheid’ heen.

Loading

Article metrics loading...

/content/journals/10.5117/2013.018.002.082
2013-06-01
2024-04-18
Loading full text...

Full text loading...

http://instance.metastore.ingenta.com/content/journals/10.5117/2013.018.002.082
Loading
This is a required field
Please enter a valid email address
Approval was a Success
Invalid data
An Error Occurred
Approval was partially successful, following selected items could not be processed due to error